Herkennen

Als men een prent dicht bij het oog houdt ontdekt men soms een raster of puntjesstructuur. Is er dan sprake van een reproductie? Dat kan, maar hoeft niet zo te zijn. Een doordruk vertoont bijvoorbeeld vaak het raster van het gaas, een computerprent heeft in bijna alle gevallen een puntjestructuur. Wanneer bedrog de bedoeling was, is er meestal zoveel raffinement aangewend dat dit pas na deskundig onderzoek aan het licht kan worden gebracht. Bedrog loont echter alleen als het om werk van beroemde kunstenaars gaat. Zo zijn er bijvoorbeeld in de 19de eeuw etsplaten die van Rembrandt bewaard waren gebleven, opnieuw afgedrukt. Dat waren geen vervalsingen maar nadrukken die men voor 17de-eeuwse drukken wilde laten doorgaan. Alleen analyse van de inkt en het papier kan in zo'n geval uitsluitsel geven over de tijd waarin de prent gedrukt werd, maar ja als er ook nog eens papier uit dezelfde tijd werd gebruikt, geeft een papieranalyse nog geen zekerheid. Bij hedendaagse grafiek kan men in het algemeen vertrouwen op wat de kunstenaars aangeven. Zeker als het om niet zo bekende kunstenaars gaat. Met namen van bekende kunstenaars wordt daarentegen nogal eens gerommeld. Enkele regels om de techniek van de prent te herkennen zijn de volgende: als er een moet, een zgn. plaatmoet in het papier is gedrukt en zeker als op de achterkant in het papier lijnen van de prent zichtbaar of voelbaar zijn, heeft men vermoedelijk met een diepdruk te maken, een ets bijvoorbeeld; bij een ets ziet men soms trouwens de lijnen ook wat verhoogd op het papier staan; het papier is dan diep in de groeven van de plaat geperst; indien men een rasterstructuur ziet is er vermoedelijk geen sprake van diep- of hoogdruk en evenmin van een steendruk: het is in dat geval een zeefdruk of eventueel een computerprent; er kan dan echter ook sprake zijn van een reproductie in offsetdruk of door middel van een rastercliché al wordt deze laatste reproductietechniek nog maar zelden gebruikt; wanneer de prent een dikke inktlaag vertoont, is het waarschijnlijk een hoogdruk of een doordruk; bij diepdruk en vlakdruk kan men geen te dikke inktlaag aanbrengen omdat die door de drukspanning van de pers al gauw zou uitvloeien. In het algemeen is het herkennen van prenten zo moeilijk niet. Dat er gevallen zijn waarin ook deskundigen aarzelen, doet daaraan niet af. Na wat oefening is het meestal vrij gemakkelijk om te zien wat voor een soort prent men in handen heeft. Moeilijker ligt dat met de vraag van de originaliteit. Zie daarvoor de passage over originele grafiek hieronder.

Bron: Bovenstaande tekst is uitgegeven door de Vereniging voor Originele Grafiek, 1995.